SV | Maar de HEERE zeide tot de kinderen Israels: Heb Ik u niet van de Egyptenaren, en van de Amorieten, en van de kinderen Ammons, en van de Filistijnen, |
WLC | וַ֥יֹּאמֶר יְהוָ֖ה אֶל־בְּנֵ֣י יִשְׂרָאֵ֑ל הֲלֹ֤א מִמִּצְרַ֙יִם֙ וּמִן־הָ֣אֱמֹרִ֔י וּמִן־בְּנֵ֥י עַמֹּ֖ון וּמִן־פְּלִשְׁתִּֽים׃ |
Trans. | wayyō’mer JHWH ’el-bənê yiśərā’ēl hălō’ mimmiṣərayim ûmin-hā’ĕmōrî ûmin-bənê ‘ammwōn ûmin-pəlišətîm: |
Maar de HEERE zeide tot de kinderen Israëls: Heb Ik u niet van de Egyptenaren, en van de Amorieten, en van de kinderen Ammons, en van de Filistijnen,
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Maar de HEERE zeide tot de kinderen Israëls: Heb Ik u niet van de Egyptenaren, en van de Amorieten, en van de kinderen Ammons, en van de Filistijnen,
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!